VGV: Veel Gestelde Vragen

 

— Leever laeze in ’t Limburgs? Klik den op dees link. —

 

1. Wat is Levende Talen?

Levende Talen (voluit: Vereniging van Leraren in Levende Talen) is de oudste beroepsvereniging van taaldocenten in Nederland. De leden zijn afkomstig uit alle sectoren van het onderwijs. Ze zijn verdeeld over de secties Arabisch, Chinees, Duits, Engels, Frans, Fries, Italiaans, Limburgs, Nederlands (met NT2), Nederlandse Gebarentaal, Nedersaksisch, Papiaments, Pools, Russisch, Spaans en Turks. Iedere talensectie heeft een eigen bestuur en eigen statuten. De federatie Levende Talen heeft ook een eigen hoofdbestuur, dagelijks bestuur en statuten.

Het gemeenschappelijke doel van alle Levende Talen-secties is de bevordering en ontwikkeling van het talenonderwijs in Nederland. Levende Talen organiseert daarom studiedagen en congressen over talenonderwijs en informeert haar leden over nieuws en ontwikkelingen via de tijdschriften Levende Talen Magazine en Levende Talen Tijdschrift, sociale media, de website levendetalen.nl en via de kanalen van de verschillende taalsecties.

Daarnaast is Levende Talen als lid van de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv) aangesloten bij de vakcentrale CMHF/VCP om ook in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer de belangen van haar leden te kunnen behartigen.

Leden van Levende Talen zijn voornamelijk werkzaam in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs, het wetenschappelijk onderwijs en de volwasseneneducatie. Verder zijn er sympathisantleden die door middel van hun lidmaatschap de ontwikkeling en professionalisering van het onderwijsaanbod in bijvoorbeeld het Limburgs willen ondersteunen.

 

2. Wil Levende Talen Limburgs dat het Limburgs een schoolvak wordt?

Nee, Levende Talen Limburgs heeft hier geen standpunt over. Wat Levende Talen Limburgs wél wil bereiken is:

(1) dat het cursusaanbod Limburgs wordt uitgebreid en geprofessionaliseerd, zodat niet-Limburgstaligen Limburgs kunnen leren als zij dit willen,

(2) dat thuistalen als het Limburgs (maar ook bijvoorbeeld Pools en Turks) een plek kunnen krijgen als instructietaal in het onderwijs,

(3) dat er in lerarenopleidingen modules meertaligheid (inclusief Limburgs) worden aangeboden.

 

3. Is het niet verwarrend voor kinderen om met meerdere talen op te groeien?

Taalkundigen en leerkrachten dachten vroeger dat kinderen maar één taal goed konden leren beheersen, vandaar de uitdrukking ‘moedertaal’ (we hebben immers niet meer dan één biologische moeder). Men voorzag dat kinderen die thuis opgroeiden met een andere taal dan het ABN (Algemeen beschaafd Nederlands was toen de benaming voor het standaard Nederlands) niet taalvaardig in het Nederlands zouden worden. Opgroeiende kinderen zouden Limburgs of andere talen met Nederlands gaan mengen.

Ouders vragen daarom vaak hoe nadelig het is als zij hun kind in het Limburgs opvoeden. Het antwoord op deze vraag is simpel: opvoeden in het Limburgs kan prima als het kind daarnaast ook met het Nederlands opgroeit.

Het taalkundig onderzoek naar hoe kinderen hun talen verwerven, is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Het laat min of meer zien dat het opvoeden van je kind in twee talen een aantal voordelen kan opleveren, in tegenstelling tot de gedachte uit de hele vorige eeuw dat een jong kind door het verwerven van twee talen in de war raakt. Kinderen leren (mits de omstandigheden goed zijn) twee talen spreken als een eentalig kind. Ze krijgen dan twee ‘moedertalen’, liever gezegd twee eerste talen of twee thuistalen. Veel tweetaligen hebben de ervaring dat ze als kind gemakkelijk twee thuistalen leerden.

Hoewel je dus over twee ‘moedertalen’ of ’thuistalen’ zou kunnen spreken, is het belangrijk om te realiseren dat niemand een taal in alle facetten in gelijke mate beheerst. We verschillen ook van elkaar hierin. Sommigen schrijven prachtige gedichten, anderen kunnen goed verhalen vertellen of rappen. In dit opzicht is het spreken over een volledige beheersing (en dus over ‘de moedertaalspreker’ van het Nederlands, Limburgs, Turks of een andere taal) een illusie.

(Zie ook: Cornips 2012. Eigen en Vreemd: Meertaligheid in Nederland. AUP: Amsterdam.)

 

4. Wat zijn goede omstandigheden voor kinderen om meertalig op te groeien?

Kinderen merken het onmiddellijk als volwassenen een taal minder waarderen dan een andere. Ze hebben een antenne waardoor ze gevoelig zijn voor oordelen die we over talen hebben. Een eerste omstandigheid of conditie is dus dat ouders en omgeving laten zien dat ze beide talen – Limburgs en Nederlands, of Engels en Nederlands, of welke combinatie van talen dan ook – evenveel op prijs stellen.

Een tweede belangrijke conditie is leeftijd: hoe jonger het kind in contact komt met twee talen, hoe beter. De leeftijdsperiode tussen geboorte en pakweg vier jaar oud is zeer gevoelig voor het leren van taal in het algemeen. Komt het kind pas ná een aantal jaren in aanraking met een tweede taal, dan kan de eerste taal invloed uitoefenen op de tweede taal. Spreken ouders het kind al vanaf geboorte in twee talen toe, dan mengt het kind niet of nauwelijks beide talen.

Naast de leeftijd is van belang hoe lang, hoe intensief en hoe gevarieerd kinderen met beide talen te maken krijgen. Het werkt niet als het kind een van beide talen maar twee uur per week hoort. Of als één taal alleen voor het opstellen van een boodschappenlijstje bedoeld is. Integendeel, gezinsleden moeten beide talen gevarieerd gebruiken: voorlezen, tellen en rekenen, verhalen vertellen, spelletjes doen, luisteren naar radio en televisie en gewoon met elkaar spreken.

Tot slot maakt het ook uit in hoeverre twee talen op elkaar lijken. Het Limburgs van Weert, bijvoorbeeld, kent net als alle Limburgse dialecten drie grammaticale geslachten met drie verschillende lidwoorden – d’n mens (m), de vrouw (v) en ut kindj (o) – terwijl het Engels er slechts één heeft: the. Het Limburgs helpt het kind dan veel meer om in het Nederlands onderscheid te maken tussen de- (m/v) en het-woorden (o) dan het Engels. In dit geval levert het dialect duidelijk een taalvoorsprong op, waardoor kinderen dit onderscheid sneller leren.

(Zie ook: Cornips 2012. Eigen en Vreemd: Meertaligheid in Nederland. AUP: Amsterdam.)

 

5. Is het wel nuttig voor kinderen om Limburgs te leren? Is het voor hun toekomst op de arbeidsmarkt niet veel beter om te investeren in het Engels?

Het Limburgs is een veelgebruikt communicatiemiddel in Limburg. Het idee dat het Limburgs alleen gebruikt wordt tijdens tradities als carnaval is een misvatting die deels voortkomt uit de tendens om het gebruik hiervan in het publieke domein (bijv. de media) vrijwel uitsluitend aan dergelijke tradities te koppelen.

Wie kinderen in Limburg in het Limburgs wil opvoeden, kan daar heel praktische redenen voor hebben. Het overgrote deel van de Limburgers gebruikt deze taal dagelijks als communicatiemiddel. Je komt het Limburgs vrijwel overal tegen in het dagelijks leven, ook al bestaat er daarbij vaak een rolverdeling tussen het Nederlands als de formele/officiële en prestigieuze taal van de instituties, en het Limburgs als de informele taal van de lokale/regionale identiteit en solidariteit.

Door kinderen in het Limburgs op te voeden, geef je hen dus gereedschap mee om in de dagelijkse praktijk te kunnen communiceren, en om (desgewenst) aansluiting te vinden bij de meer informele communicatiepraktijken in Limburg. Bovendien heeft het opgroeien met meerdere talen een aantal voordelen voor kinderen, die niet alleen gelden voor kinderen die met het Engels opgroeien (en soms zelfs juist niet; zie de antwoorden op vraag 3 en 4).

Onderzoek wijst uit dat kinderen die peuterspeelzalen in Limburg bezoeken er vaak voor kiezen om niet meer Limburgs, maar alleen nog Nederlands te spreken. Ook thuis. Ouders ervaren dit doorgaans als een groot gemis. Levende Talen Limburgs vindt dat peuterspeelzalen, maar ook het onderwijs in het algemeen kinderen moet voorbereiden op de buitenschoolse werkelijkheid. En die werkelijkheid is in Limburg minstens tweetalig.

 

6. Bestaat er voor Levende Talen Limburgs zo iets als ‘goed’, ‘echt’ of ‘authentiek’ Limburgs?

Nee, dit is niet te definiëren omdat:

(1) het Limburgs heel veel variatie kent, en er geen legitieme redenen zijn om één variant te bestempelen als hét correcte/echte/authentieke Limburgs,

(2) het Limburgs door de tijd constant verandert,

(3) het Limburgs geen onderwijstaal is waarvan het spreken, luisteren, schrijven en lezen in een onderwijssysteem formeel gedoceerd en/of getoetst wordt.

 

7. Bestaat er voor Levende Talen Limburgs zo iets als correcte spellingsregels voor het Limburgs?

Nee, niet per se. Hoewel dialectvereniging Veldeke schrijfrichtlijnen voor het Limburgs heeft ontwikkeld (zie limburgsespelling.nl), is het Limburgs geen gestandardiseerde taal zoals het Nederlands of het Fries. In de praktijk zie je veel variatie in de manieren waarop Limburgs geschreven wordt. In sommige media worden de Veldeke-normen gehanteerd, terwijl op sociale media en in e-mails vaak andere (soepelere) normen gebruikt worden.

Aan het invoeren en promoten van officiële spellingsnormen zijn zowel mogelijke voordelen als mogelijke nadelen verbonden voor de vitaliteit van het Limburgs:

  • Mogelijke voordelen zijn dat spellingsnormen statusverhogend zouden werken voor het Limburgs, en dat ze duidelijkheid en houvast zouden bieden voor mensen die Limburgs willen leren schrijven. In die zin zouden spellingsnormen dus bijdragen aan de vitaliteit van het Limburgs.
  • Mogelijk nadeel is dat officiële spellingsnormen statusverschillen zouden creëren tussen mensen die ‘goed’ en ‘fout’ spellen. Zulke sociale waarderingen zouden (potentiële) gebruikers van het Limburgs onzeker maken. En dit zou deze mensen juist ontmoedigen om Limburgs te schrijven, waardoor de vitaliteit van het Limburgs juist ondermijnd zou worden.

In Noorwegen bestaat er een soort tussenoplossing, waarbij er verschillende spellingsvarianten van het Noors naast elkaar bestaan, die allemaal worden goedgekeurd. Dit blijkt in de (onderwijs)praktijk goed te kunnen werken. Wellicht kan het Limburgs dus iets van dit ‘Noorse model’ leren. Op onze website staat een (Engelstalig) artikel over de Noorse situatie: limburgs.levendetalen.nl/2019/06/19/noorwegen/

 

8. Hoe belangrijk vindt Levende Talen Limburgs het om het Limburgs te behouden?

Levende Talen Limburgs ziet talen niet als levenloze objecten die je kunt ‘behouden’. Levende Talen Limburgs vindt wél dat er een positieve houding zou moeten bestaan ten opzichte van meertaligheid, en dat meertaligheid op individueel niveau zou moeten worden gestimuleerd zónder daarbij een verschil in status te creëren tussen verschillende talen. Vanuit dit uitgangspunt kan er verder gewerkt worden aan een zichtbaardere plaats van meertaligheid in Limburg, ook in professionele domeinen zoals het onderwijs, de werkvloer en de zorg.

 

9. Is Levende Talen Limburgs chauvinistisch?

Nee. Sommige leden zullen zichzelf zo omschrijven, andere niet. Als vereniging draagt Levende Talen Limburgs geen chauvinisme uit, omdat de vereniging dit geen pedagogisch verantwoord uitgangspunt vindt voor onderwijsbeleid (zie ook vraag 3 en 4). Het gebrek aan tolerantie voor meertaligheid heeft bovendien negatieve gevolgen gehad voor de sociale status van de sprekers van het Limburgs, en voor de vitaliteit van het Limburgs in het algemeen. In plaats van deze geschiedenis te herhalen ten opzichte van andere minderheidstalen, streeft Levende Talen Limburgs naar een alternatieve benadering, waarbij Limburgs, Nederlands en andere talen (zoals Berbers en Koerdisch) deel kunnen uitmaken van een meertalige samenleving.

 

10. Wat is het verschil tussen Levende Talen Limburgs, Veldeke en de Raod veur ’t Limburgs?

Levende Talen Limburgs, Veldeke en de Raod veur ’t Limburgs houden zich allemaal bezig met het gesproken en geschreven Limburgs. Zij hebben veel gedeelde interesses en belangen, en zij werken samen wanneer dit relevant geacht wordt.

Het grootste verschil betreft de focus van de verschillende verenigingen. Veldeke houdt zich in brede zin bezig met zowel Limburgse taal als Limburgstalige cultuur. De Raod veur ’t Limburgs richt zich op de naleving van de politieke erkenning van het Limburgs als regionale taal. De focus van Levende Talen Limburgs ligt op het gebruik van het Limburgs in het onderwijsdomein, en op de ontwikkeling en professionalisering van het onderwijsaanbod in het Limburgs.

Een ander verschil is dat Levende Talen Limburgs het Limburgs benadert vanuit een algemeen perspectief van meertaligheid (zie vraag 3, 4, 8 en 9). Daarnaast hecht Levende Talen Limburgs minder belang aan het bestaan van spellingsnormen voor het Limburgs (zie vraag 7).

 

11. Hoe kan ik lid worden?

Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden via deze link. Wanneer je je aanmeldt als lid, verklaar je daarmee tevens kennis genomen te hebben van de statuten van de Vereniging van Leraren in Levende Talen en akkoord te gaan met de bepalingen ten aanzien van het lidmaatschap.

Een regulier lidmaatschap van Levende Talen kost 85 euro per jaar. Studenten betalen 25 euro, gepensioneerden 45 euro. Leden van Levende Talen zijn automatisch ook lid van de vakbond FvOv (Federatie van Onderwijsvakorganisaties). Bovendien krijgen leden 8x per jaar het Levende Talen Magazine, en 4x per jaar het Levende Talen Tijdschrift. Tot slot kunnen leden deelnemen aan de studiedagen Limburgs, lesmateriaal uitwisselen via het ledenplatform, en bijstand krijgen bij rechtspositionele zaken.

Nieuwe leden betalen in het eerste jaar contributie vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand. Stel dat je je op 15 juni aanmeldt als regulier lid, dan betaal je vanaf 1 juli een bedrag van 42,50 euro voor de rest van het jaar.

Ook scholen, bibliotheken, stichtingen en vaksecties op scholen kunnen lid worden, door zich te abonneren op Levende Talen Magazine en Levende Talen Tijdschrift.

Een abonnement op Levende Talen Magazine (8x) én Levende Talen Tijdschrift (4x) voor instellingen en niet-leden kost 140 euro per jaar (in het buitenland: 170 euro). Opzegging dient schriftelijk te geschieden een maand voor het einde van het lopende jaar. Bij opzegging na 1 december wordt het abonnement stilzwijgend verlengd tot en met 31 december van het daarop volgende jaar. Instellingen en niet-leden kunnen een abonnement aanvragen door een e-mail te sturen naar bureau@levendetalen.nl.