Veel talen op een kleine oppervlakte
Tekst: Anne Kruijt (PhD, Universiteit van Verona)
De naam van de regio Trentino-Alto Adige/Südtirol laat er al geen twijfel over bestaan: wij bevinden ons hier in een meertalige regio. En zo is het ook: deze autonome grensregio in Noord-Italië heeft niet één, niet twee, maar wel liefst drie officiële talen: Duits, Italiaans, en Ladinisch.
Daarmee zijn er niet alleen verschillende talen aanwezig, maar ook nog eens verschillende taalfamilies. Duits is lid van de Germaanse taalfamilie, terwijl Italiaans een Romaanse taal is. Ladinisch behoort tot de Reto-Romaanse talen, wat betekent dat hoewel het van Romaanse afkomst is, er al eeuwen een sterke invloed vanuit de Germaanse talen aanwezig is.
Buiten deze drie standaardtalen, zijn er in Trentino-Alto Adige/Südtirol ook nog een handvol andere talen en dialecten te vinden. Twee hiervan hebben een speciale status en worden officieel erkend als Germaanse minderheidstalen: Cimbro en Mòcheno. Deze talen stammen af van de Zuid-Beierse dialecten, en worden al zo’n vijf à zeshonderd jaar in het gebied gesproken. Na de vestiging van de sprekers, zijn de talen geïsoleerd geraakt van de rest van het dialectgebied en hebben zich onafhankelijk en onder sterke invloed van het Italiaans verder ontwikkeld. Daarnaast spreken de meeste mensen in het dagelijks leven een dialect. In de Italiaanse gebieden spreekt men Trentino, een dialect dat een mengelmoes is van de Venetiaanse en Lombardische dialecten. In de Duitse gebieden spreekt men Tirolese, een Zuid-Beiers dialect, sterk verwant aan de dialecten die aan de andere kant van de grens met Oostenrijk worden gesproken.
Zelfs voor buitenstaanders is de meertaligheid van deze regio direct zichtbaar. Alle dorpen en steden hebben zowel een Duitse als Italiaanse aanduiding, de straatnaambordjes zijn tweetalig, en niemand weet meer in welke taal je een kopje koffie moet bestellen. Buon giorno. Guten tag. Ein Kaffe bitte. Un caffè? Ja, per favore! Danke. Prego, tschüss. Ciao!
Meertaligheid in het schoolsysteem
Deze enorme taaldiversiteit en meertaligheid vormen een grote uitdaging voor het lokale schoolsysteem. In het Parijsakkoord van 1945 is vastgelegd dat iedereen in het gebied recht heeft op les in zijn of haar moedertaal. In reactie hierop zijn er drie verschillende schoolsystemen in het gebied ontwikkeld: het Italiaanse model, het Duitse model en het Ladinische model.
Het Duitse en Italiaanse model beroepen zich op dit recht op moedertaalonderwijs door alleen te onderwijzen in de eigen taal. De tweede taal wordt uiteraard als vreemde taal onderwezen, maar niet gebruikt voor instructie. Vooral vanuit het Duitse model is er altijd een sterke weerstand tegen het gebruik van Italiaans in de les geweest, aangezien de Duitstalige bevolking altijd een minderheid is geweest in het gebied.
Het Ladinische model werkt anders. In de kleuterklassen wordt volledig in het Ladinisch lesgegeven, en in de lagere klassen van de basisschool leren kinderen lezen en schrijven in Ladinisch, Italiaans, én Duits. In de hogere klassen wordt er een tweetalig lesprogramma gevolgd. De helft van de lessen wordt in het Duits onderwezen, de andere helft in het Italiaans. Iedere week worden er ook een aantal vakken in het Ladinisch gegeven, zoals religie en handarbeid. Het tweetalige lessenpakket komt voort uit het sterk verdeelde verleden van de Ladinische minderheden. Sommige sprekers van het Ladinisch voelen zich nauw verbonden met de Duitstalige gebieden, terwijl anderen zich juist meer verbonden voelen met het Italiaanstalige gebied. Het tweetalige lessysteem zorgt ervoor dat beide groepen aansluiting vinden binnen de school en waarborgt ook nog eens een diepgaande drietaligheid in de kinderen.
Het vinden van geschikte leraren voor de Ladinische scholen is wel altijd een probleem geweest. Op deze scholen zijn leraren verplicht alle drie de talen machtig te zijn, met als gevolg dat toen men met dit model begon er weinig geschikte docenten te vinden waren. Momenteel wordt er een specifiek Ladinisch lerarencurriculum aangeboden op de Universiteit van Bozen-Bolzano om dit probleem op te lossen, en zo speelt de universiteit een belangrijke rol in het schoolaanbod van de regio.
Dialect op school
Hoewel er in omliggende regio’s zoals de Veneto, een handvol initiatieven te vinden zijn om dialect een plek in de klas te geven, is dat voor de Trentino-Alto Adige/Südtirol regio vooralsnog niet aan de orde. Mòcheno en Cimbro, de Germaanse minderheidstalen, worden in een paar lokale scholen met een handjevol lessen aangeboden, maar Trentino en Tirolese blijven grotendeels buiten beschouwing. Het Duitse model heeft altijd geworsteld met het grote verschil tussen het Tirolese dialect en standaard Duits, maar in het huidige model legt het toch de nadruk op goede beheersing van het standaard Duits. In alle drie de systemen ligt de focus nu vooral op het eerder introduceren van Engels en andere grote standaardtalen, zoals Frans en Spaans.